Nieuws

17 december 2019

Lezing over de das en andere marters

Het was een volle zaal, dinsdag 19 november jl. De lezing over de das en andere marters lokte veel

nieuwsgierigen en kenners naar Gorredijk. Het was dan ook niet de minste die voor het publiek stond: Dhr. Tonnie Sterken is een natuurman pur sang, is van de dassenwerkgroep Drenthe, vrijwillig boswachter en heeft een enorm oeuvre aan kennis en filmmateriaal over diverse onderwerpen in de natuur opgebouwd. Deze avond vertelde hij uitgebreid over de das. Een das en Steenmarter behoren tot de marterachtigen, Sterken noemt de Steenmarter een plaagdier leeft in de directe omgeving van de mens. Dit dier vreet aan de autokabels en brengt ongewenst bezoek aan huizen. Een handige tip: leg een gazenrek onder de auto op enkele centimeters van de grond. En: zorg er voor dat de geur van de steenmarter niet onder de motorkap blijft hangen. Staat de auto nachts in het territorium van een ander mannetje kan dit dier opnieuw schade aanrichten. Desondanks zijn het fascinerende dieren. Naast de steenmarter vinden we in Nederland binnen de marterfamilie de boommarter, de otter, bunzing, hermelijn, wezel en natuurlijk de das. Er zijn ook exoten in Nederland; de Amerikaanse nerts en de fret behoren daartoe. Een relatieve nieuwkomer is de wasbeerhond. De Europese nerts is in Nederland niet meer aanwezig.

Terug naar de das. Officiële naam: Meles Meles. De das is ongeveer 90 cm lang en 30 cm hoog. Heeft kleine oren, kleine ogen waar het dier slecht mee kan zien.

De das kan uitzonderlijk goed ruiken. Hij gebruikt dan ook veelal geursporen om zich door het landschap via de wissels te verplaatsen. Zijn haren zijn zwart wit, op het witte hoofd zijn twee brede zwarte banen die via de ogen naar de oren lopen. Zijn haren kun je vinden langs de paden waar hij loopt, de zgn. wissels. Aan prikkeldraad of in braamstruiken blijft wel eens wat hangen. Een haar is aan de uiteinden wit en in het midden zwart streepje.

De das is een zoolganger, zijn zoolprent en nagels herken je goed in het zand. Hij loopt niet zo snel, zo’n 30 km per uur. Op zijn schedel heeft de das een soort kam. Deze kam wordt groter naarmate de das ouder wordt hier zijn ook zijn kaakspieren aan bevestigd. De kaken van de das zijn oersterk. Heeft hij iets te pakken dan laat hij niet los. Dat lukt ook niet, want de kaak gaat a.h.w. op slot. De das eet voornamelijk regenwormen of kleine insecten, emelten en bessen. Eet weinig grote prooien. En snoept met plezier een wespennest leeg.

Vogelkers staat ook hoog op zijn lijstje, hij zorgt daarbij mede voor de verspreiding van deze struik. Maar ook fruit, zoals bessen en bramen, valappels, mais behoren tot zijn voedsel. Een echte omnivoor dus.

Dassen kun je niet individueel identificeren via hun uiterlijk. Ze lijken allemaal op elkaar. De grenslijn op de wang tussen het wit en zwart zou bij iedere das anders zijn, maar is razend moeilijk te onderscheiden. Mannetjes (beer) hebben wat dikkere wangen dan de vrouwtjes (zeug). De staart van een mannetje zou ook smaller zijn, maar bij opwinding blijkt dat zij hun staartharen zo kunnen opzetten dat ze even breed zijn als vrouwtjesstaarten. Het monitoren van dassen is erg lastig. Zenderen lukt soms met grote moeite. Uit intensieve tellingen schat men nu dat er zo’n 7500 dassen in ons land zijn. De burcht van de das is een indrukwekkend bouwsel. De mannetjes worden hoofdzakelijk actief als er voortgeplant moet worden. Maar ze graven wel samen aan de burcht die ze bekleden met nestmateriaal. Er zij drie soorten burchten: hoofdburcht, bij burcht en een vluchtpijp. Er zijn verschillende kamers in de burcht waaronder de kraamkamer. Een burcht wordt vaak overgedragen van generatie op generatie en kan honderden jaren bewoond blijven.

De hoeveelheid pijpen zegt niets over het aantal dassen, soms zijn het slechts een paar, soms meerdere. Een dassenburcht kun je herkennen aan bv. vers gegraven grond voor de pijpen en een speelboom. Rondom de boom is de vegetatie meestal platgetreden. Een plek waar de jongen uren achtereen kunnen spelen. De burcht bevindt zich bij voorkeur in de buurt van veel voedsel (maisland, bosrand en weiland ) en bij een steile helling of verhoging in het landschap. Een burcht is bedoeld voor rust, speelplek en sociale activiteiten.

Levenswijze:

Dassen zijn sociaal en leven in familieverband. Ze verzorgen elkaar dmv krabben en de jongen spelen met elkaar. De paartijd is het hele jaar door, de bevruchte eitjes nestelen aan het eind van het jaar in de baarmoeder, waarna de jongen in februari worden geboren. Man en vrouw zijn niet trouw aan elkaar, manlief bezoekt ook wel andere vrouwen. Moeders en tantes zorgen voor de jongen. Op voedseltocht gaat een das vaak alleen. Het vrouwtje moet het de jongen leren en neemt ze daarom enkele keren mee op voedseltochten vaak in de omgeving van de burcht.

Acht weken na de geboorte komen de jongen naar buiten. Dassen zijn schone, propere dieren. Ze hebben buiten de burcht een latrine waar ze hun behoeftes doen. Het is ook vaak een plek om de grens met een andere dassenfamilie aan te geven.

Ze houden hun burcht goed schoon. Voedsel wat ze vinden eten ze direct op en ze nemen niets mee naar de burcht.

De das is gevoelig voor stress. Wordt hun woonplek bv. vaak bewandeld door mensen met honden of wandelaars, dan kunnen ze daar veel last van hebben. Uit onderzoek is gebleken dat ze zich dan slecht kunnen voortplanten.

De das heeft een veilige omgeving nodig. Er zijn helaas veel verkeersslachtoffers. Er zijn wel faunapassages her en der voor veel geld aangebracht (bv. tunnels, buizen, hekken) maar deze worden zeer slecht onderhouden. De meeste zijn overwoekerd, versleten, hekken blijven openstaan door gebruikers etc. Van de 100 zoogdierenpassages in Friesland zijn er nog maar 14 in gebruik door genoemde reden.

Tenslotte, de vos en de das kunnen niet altijd goed met elkaar overweg. Vossen en dassen kunnen in dezelfde burchten wonen als deze groot genoeg zijn. Hun levenswijze verschilt dermate dat zij vaak niet door één burchtdeur kunnen.

Dhr. Sterken heeft de aanwezigen na de lezing nog getrakteerd op een keur aan filmmateriaal. Van roofvogel tot das, ree, egel, alles kwam voorbij. Het was genieten!


Bron: Natuurvereniging Geaflecht